Als Michael Brennan even virtuoos en met eenveel flair en overgave vierkantswortels trekt als hij liedjes schrijft en zingt, dan had ik gaarne bij hem in de klas gezeten. Brennan is namelijk wiskundeleraar van professie, maar eens de bel gerinkeld heeft, installeert hij zich comfortabel in zijn huifkar en schrijft hij donkere hedendaagse countryliedjes. Anywhere But Here is de tweede soloplaat van deze urban cowboy uit Toronto. De productie die in de handen is van David Travers-Smith roept echo’s op aan het recente werk van Bruce Cockburn. En voorts heeft Brennan een verdomd stevige rhythme-sectie onder de arm genomen: Cary Craig op drums en John Dymond op bas. Daarnaast gitaristiek vuurwerk van Kevin Breit, bekend van bij Norah Jones. Samen met nog een aantal gastmuzikanten hebben zij een bijzonder fijne plaat opgenomen. Michael Brennan heeft een lichte tremolo in zijn stem, die daardoor vaag een beetje doet denken aan die van Brian Ferry of Richard Thompson en waarmee zelfs de up-tempo liedjes vaak smachtend klinken. Brennan gaat ook voluit als hij zingt, geen pose, weg met alle cool. Het doet telkens weer deugd een artiest te horen die zich geen fluit aantrekt van de regels van de business. Anywhere But Here opent met een niet-overbodige cover van Mystery Train. Een van de covers der covers, maar hier echtig nieuw leven ingeblazen. Het is meteen ook een showcase om te laten zien waar de geroemde rhythme-sectie toe in staat is. En dat is indrukwekkend, neemt u het van mij aan. Op het slotnummer na, een cover van Townes’ No Place To Fall, zijn alle andere liedjes zelfgeschreven. Michael Brennan zit zo met het een en ander: hij heeft last van een Troubled Mind, hij is Stubborn, Not Myself het grootste gedeelte van de tijd, hij wil zo snel mogelijk Outta This Town, en dan weer is het Wish I Was Home... Het rommelt duidelijk in de ziel van de kwadratuur. Soms levert dat een ballade op (Grow Old With Me) dan weer stevige rockabilly (Hung out To Dry). Anywhere But Here is een plaat die in je kleren kruipt, die aan je vel kleeft en je iets nieuws laat horen. Ten zeerste aanbevolen!
vrijdag 2 januari 2009
Anywhere But Here
Living Here
Grand Hotel
Grand Hotel van Milton is een erg typische hedendaagse Americana-plaat. Zachtjes zoemende orgeltjes, precieuze pianopartijtjes, strumming gitaar, eenvoudige drums en behoorlijk wat mandoline. De productie is mede in handen van Bo Ramsey (bekend van bij Lucinda Williams, Iris Dement en Greg Brown) die zelf ook op slide en 12-string gitaar meespeelt. Het resultaat is mooi, maar tegelijk een tikje ongevaarlijk. Wij moeten denken aan een soort light-versie van bands als Counting Crows, Wilco en The Gourds. De stem van Milton, de zanger, heeft trouwens wel wat weg van die van Claude Bernard, zander van The Gourds, een tikje hees, u weet wel. De plaat komt het best tot haar recht na valavond, vinden wij. Bij voorkeur bij schemerlicht, of anders achter het stuur van een wagen tijdens een rit door de nacht. Milton bezingt het gebruikelijke: liefde, eenzaamheid, groot worden en onschuld verliezen of juist niet. In Sarah Jane komt het meisje met de ferry aangevaren, en laat Milton achter met nog slechts twee woorden om de lippen: Sarah Jane. Prachtige backing vocals van Becca Parish en Courtney Kaiser hier. In Stars is het meisje zo mooi dat de sterren er van uit de hemel vallen. Bovendien heeft ze verstand van koken: she cuts the fruit with the sharpest knife/next morning on the first day of my life. Milton komt, naar onze smaak, pas echt goed op dreef in het tweede deel van Grand Hotel. Het slotkwartet van liedjes is heel erg mooi. Te beginnen met Into The Blue, bedenkingen bij een afgelopen relatie. En vervolgens Pale Moonlight en Nothing But A Man, twee erg mooie liedjes over een man op zoek naar zichzelf. Het piece de resistance houdt Milton voor het einde. Booker is een eerbetoon aan James Booker, muzikant uit New Orleans die ooit het podium deelde met Fats Domino en Dr. John, maar ergens onderweg de pedalen kwijtraakt en zijn muzikaal talent inruilde voor een dodelijke two-step met lady cocaine... Grand Hotel zal de koers van de muziekgeschiedenis niet wijzigen. Maar als u op zoek bent naar een dosis sfeervolle fraai gearrangeerde americana, dan is deze nieuwe plaat van Milton iets voor u.
woensdag 24 december 2008
Ozark
Swingin' All Day
woensdag 17 december 2008
The Living Legend Years
maandag 8 december 2008
Country For Groovers
Hier zijn een paar stellingen. ‘Wie niet van countrymuziek houdt, heeft geen oren aan zijn hoofd.’En: ‘Wie geen oren aan zijn hoofd heeft, en een Stetson opzet, wordt ziende blind’... Gaat u hiermee nu eens creatief-filosofisch aan de slag en ondertussen bericht ik u over de nieuwste plaat van ‘Men of Action!’, getiteld ‘Country For Groovers’... Brian Hartley en db Harris van Men of Action! dragen hun Stetson met evenveel trots als uw dienaar en vanonder die hoed hebben ze een steengoede plaat opgenomen. Al van bij de openingssong ‘One Time Offer’ wordt duidelijk gemaakt wat de heren van plan zijn: geen complimenten, niet rond de pot draaien. Wij houden van dit genre en brengen het in alle eenvoud. Wat volgt is een staalkaart van alles wat naar Texas ruikt en deugt – toegegeven, deze vermelding is noodzakelijk, want niet alles wat uit Nashville aangewaaid komt, ruikt even fris als ‘Country for Groovers’... Deze jongens hebben zeer goed opgelet toen het op school ging over Buddy Holly, Buck Owens, The Byrds en de Everly Brothers. Maar de basis van hun sound (en hoesfoto) hebben ze van bij Augie Meyers en Doug Sahm van The Sir Douglas Quintet. En dan weet u dat dat betekent: twang, pedal steel en heerlijk dreinende orgelpartijtjes. db Harris voegt aan die sound een paar hele mooie streepjes Rickenbacker toe, bijvoorbeeld in ‘If Memory Serves Me Well’. Dit wordt gevolgd door ‘We’ve Been Here Before’, dat klinkt als een authentieke Buddy Holly, terwijl de opener ‘One Time Offer’ een song van The Mavericks had kunnen zijn, kitscherige blazers incluis. Af en toe valt er een accordeon uit de kast, zoals bij de Tex Mex stamper ‘Shame On You’.. Shame, shame, shame on you for making me fall in love… De teksten zijn bijna altijd van een bedrieglijke eenvoud. db Harris en Co beschikken over voldoende lef, humor en vakmanschap om deze nummers te schrijven en te brengen zonder uit te schuiven. ‘If I Were a Cheater’ en ‘Just In Case’ zijn opgebouwd als zeer traditionele coutrysongs, zoals ze vandaag ook nog door Jim Lauderdale geschreven worden. Deze songs beluisteren zonder deftige boots aan is even zondig als Blackberryen in de Mis. De apotheose van de plaat is ‘Tremble’, live opgenomen op het Blue Highways festival in Nederland in 2004. Als u dít niet kan smaken, dan weten wij het ook niet meer. Voor een song als deze zou Roy Orbison uit zijn graf krabbelen om nog een keer zijn nachtegalenstem te laten schallen. Zijn er nog vragen?
woensdag 3 december 2008
40 Year Brotherhood
zondag 30 november 2008
Things Look Different When The Sun Goes Down
Op een goeie dag keilde Juffrouw Kate haar krijtje door het venster naar buiten, borg definitief haar rode balpen op en wandelde fluitend of jodelend de schoolpoort uit op weg naar een nieuw leven als muzikant. Desert gypsy rock, zo omschrijft ze het genre dat ze bedrijft. En daar valt iets voor te zeggen, al hoor ik op haar meest recente plaat ‘Things Look Different When The Sun Goes Down’ meer desert gypsy dan rock. Kate is opgegroeid in het zuidwesten van de VS, lekker dicht bij Mexico. De sfeer en het landschap van New Mexico, waar ettelijke westerns gefilmd werden, zijn in haar liedjes geslopen. Zo kan je je goed voorstellen dat zich op het kruispunt van twee stenige zandwegen of zanderige steenwegen, als het stof gaan liggen is, een heerschap aandient dat zich voorstelt als de duivel en prompt een bod op je ziel doet. Kate heeft alsnog niets verkocht, maar denkt er in ‘Robert Johnson Knew’ alvast ernstig over na. Mooie bluesy harmonica. ‘Here Again’ doet muzikaal een beetje denken aan ‘Killing The Blues’ en is een mooi liedje over hoe mensen soms keer op keer dezelfde stommiteiten begaan. Kate zingt hier met een berekende onderkoeling en dat werkt wel. Daarna komt ‘Needles And Pins’ en daarbij valt ons plots op dat Kate eigenlijk twee stemmen heeft: de donkere onderkoelde, genre Margo Timmins, en de ietwat meisjesachtige, genre Dar Williams. Op ‘Funny Thing’ haalt Kate haar paard van stal. Net als het titelnummer en opener van de plaat is dit meer uptempo werk. Akoestische strum, wat reverb gitaar erbij en enkele welgemikte boogstreken op een viool. De mooiste liedjes echter, zijn te vinden op de tweede helft van de plaat. De epische ballade ‘In A Movie’ met prachtige gitaar- en cellobegeleiding. In ‘Bird In My House’ haalt Kate vocaal wat steviger uit en dat mist zijn effect niet. Maar helemaal raak is het in ‘Drag The River’. Dreigende song over verlies en gemis. Een voetstap in het zand op de oever waar even eerder nog iemand stond. Drag the river. Ook het slotnummer ‘You Can Have My Heart’ is erg mooi. Een walsje in mineur voor gitaar, hammond orgel en zingende zaag. We wilden dat Kate vaker zo experimenteerde. Ons eindoordeel: een plaat die wat braaf en gezapig op gang komt maar die naar het einde toe gevaarlijk scherpe kantjes krijgt, en daar houden wij van. Op haar volgende plaat mag Kate vanaf het begin haar tanden laten blikkeren!
zaterdag 29 november 2008
Build Me a City
Patrick Thomas timmert al een tijd aan de weg. Er was eerder een album met de Patrick Thomas Theory band, veel touren, voorprogramma’s spelen en aan het einde van de rit geen cent meer over. Hij is dan twee jaar gaan werken in een of ander kantoor of zo, heeft zich het brood uit de mond gespaard om ondertussen voor ons deze heerlijke plaat op te nemen.
Ik vermoed dat ten huize Patrick Thomas in Brooklyn veel platen in de kast staan die er bij mij thuis ook staan. Ik weet in elk geval niet welke muzikale referentie eerst vernoemd. De plaat is in essentie akoestisch. Elk van de tien songs rust op een lekkere basisriff, aangekleed met verfijnd elektrisch gitaarwerk, hier en daar blazers en bovenal hemels orgelwerk. Er wordt al eens een koortje ingehuurd om een ‘pa-pa-pa’ of ‘oe-wa-oe’ te swingen. En sinds Buddy Holly’s tijd is er op geen effectievere manier gebruik gemaakt van het wat lullige glockenspiel. Thomas’ stem en zang bevallen mij zeer. Denk aan Jacob Dylan of A. J. Croce, gemengd met een vleugje John Hiatt of zelfs Graham Parker, zonder ooit echt scherp te worden. Of Adam Duritz van Counting Crows. De songs zelf leven aan de sunny side of life. Er is al eens ruimte voor melancholie en introspectie, maar voluit miserie, dat niet. Patrick Thomas houdt zijn donkerste gedachten voor zichzelf. Die houding heeft hem meteen een pareltje van een song opgeleverd: ‘Here’s to You’, over een relatie die stukgelopen is op ‘the wall’ die hij zelf zegt te zijn. Iets meer geeft hij zich bloot in ‘Anymore’: Don’t you call me your friend or on the phone/Don’t you dare when you’re alone. En wat verder, I’m sending you my pain via US Mail/I could have thrown out all your things but then you’d never known, and then you wouldn’t care… ‘Fire Escape’ is een finger-picking ode aan New York en Paul Simon, gevolgd door ‘Track Ten’, het slotnummer dat sober inzet en dan naar een denderende climax klimt, die schatplichtig is aan het betere Wilco-werk: I guess I’ll start living, maybe start giving a shit... En dan heb ik u nog niets verteld over ‘Metaphor’ de heerlijk swingende opener met een orgeltje à la Lily, Rosemary and the Jack of Hearts van Dylan senior. Of over ‘Last First Kiss’ dat iets van een Joe Henry feeling meegekregen heeft. Of over... eigenlijk doe ik elke song die ik niet aanhaal onrecht aan. Op deze plaat staat geen enkele filler. Laat mij misschien afsluiten met een speciale vermelding van ‘Get Away’. Opent met de akkoorden van Streetfighting Man van u-weet-wel, gevolgd door het orgeltje van Like A Rolling Stone van u-weet-eveneens, om dan ongenadig door te stomen tot iedere twijfel weggenomen is. Patrick Thomas is een zeer Grand Cru.
Wat zit u hier nog te lezen? U had al lang in de patenwinkel moeten staan!