woensdag 24 december 2008

Ozark

Deze plaat heeft iets van een sprookje. Kelly Mulhollan en Donna Stjerna van Still On The Hill wonen in de Ozark heuvels in Arkansas en houden er de muzikale traditie levend. Op Ozark vertellen ze de verhalen van wonderbaarlijke figuren die zich in de naburige heuvels schuilhouden en dat levert een prachtige collectie songs op in de beste folktraditie. Kelly tokkelt op alles waar snaren aan zitten (banjo, gitaar, mandoline, bas) en Donna fiddlet. Beiden zijn exquise muzikanten. Ozark is een folk-bluegrass plaat die zich moeiteloos staande houdt naast het werk van vaste waarden als Allison Krauss of de Watson family. Kelly en Donna zijn instrumentenmensen en een goed deel van de songs gaan dan ook over lokale instrumentenbouwers. Zoals Ed Stiffley die op instructie van hogerhand instrumenten bouwde en die weggaf aan kinderen uit de buurt (Take Me To The Other Side), of Denton Boze, de lokale vioolbouwer (Ode To Mr. Boze), of nog Violet Hensley die op aanraden van haar moeder steeds een ratel van een ratelslang in haar vioolkist bewaart (Devil Snake) – de viool is namelijk, dixit maman, des duivels en de ratel moet de duivel toch enigszins op afstand houden... euh, niks te maren... De Ozark people hebben het niet zo begrepen op ‘de vooruitgang’. Ene Coin Harvey ging daar nogal ver in: in de Balad of Coin Harvey vernemen we hoe hij begin vorige eeuw plannen had om een piramide te bouwen en daar een boek in te metselen met zijn raadgevingen voor de komende generaties... Straffe verhalen genoeg. Maar het mooist vinden wij Mug Tree Lady, het verhaal van Clara Byler. In haar tuin staat een boom met daaraan meer dan vijfhonderd koppen (mugs) genageld. Clara’s zoon is overleden aan AIDS en ze heeft die koppen overgehouden aan al de gesprekken die ze in die periode had... Ozark van Still On The Hill is een uitstekende en authentieke folk-bluegrass plaat. Als u bovendien weet dat de opbrengst van de plaat ten dele gebruikt wordt om muziekintrumenten te kopen voor kinderen die zich geen wii kunnen veroorloven, dan weet u wat u te doen staat!

Swingin' All Day

Met deze nieuwe plaat van Jzzzzzp Swingt U All Day en All Night erbij. Swingin’ All Day is het tweede album van het jumpjazz-gezelschap Jzzzzzp (spreek uit: jzzzzzp). Zoals Vlaanderen zijn Tattoo del Tigre heeft, zo heeft Nederland zijn Jzzzzzp. Al is dat iets te kort door de bocht. Jzzzzzp brengt naast licht-verteerbare latin jazz en mambo, ook nog een portie – neen, geen bitterballen, maar swing jazz in de beste traditie van Louis Jordan, Slim & Slam, Louis Prima tot zelfs Mose Allison. Swingin’ All Day is een plaat lang muzikaal vuurwerk dat geen seconde verveelt. De jongens spelen zeer strak en met een enthousiasme dat gegarandeerd overslaat. Basisingrediënten zijn een stevige fond van stand-up bass (Dré Laroughe) en drums (Daniel Casey), jazz-gitaar (Arnold Smits), kreunende sax (Tomas Streutgers) en vocals van P.P. Fischer. Hier en daar worden er nog een Hammond orgel, een schellenraam, wat extra blazers en achtergrondkoortjes in de strijd geworpen. Wij kunnen ons geen betere feestmuziek inbeelden. Minpuntje: van geen van de tracks worden de credits vermeld. En dan een mededeling voor de techneuten: de plaat is opgenomen op de ouderwetsche manier, met een analoge tape recorder en zonder samples en al te veel foefelare. Daarmee is meteen ook gezegd dat Jzzzzzp een live band is. U hoeft geen huwelijk te arrangeren of plots te gaan verjaren, maar als u het toch al van plan was, dan moet u misschien overwegen om deze heren uit te nodigen. Op deze muziek worden geen kinderen verwekt, noch wordt er weemoedig bij weggedroomd, dit is ongecompliceerd amusement. Maar wel amusement van niveau. Afspraak bij het eerstvolgende concert. U kan ons vinden ergens op de eerste rij. Wij excuseren ons bij dezen al voor het bier dat we op uw mouw gaan morsen...

woensdag 17 december 2008

The Living Legend Years

De Living Legend Years van Bob Gibson liggen helaas al een tijd achter ons. Afhankelijk van de hoeveelheid eerbied de u dankt aan uw grijze haren, zal zijn naam u al dan niet iets zeggen. Dit is desgevallend de kans om uw schade in te halen. Want Gibson, overleden in 1996, was in zijn tijd in alle opzichten een voorloper die uw aandacht tot op vandaag verdient... U wenst bewijsmateriaal? Gaat u zitten. Bob Gibson, opgegroeid in het New York van de jaren dertig en veertig, raakt onder de indruk van Pete Seeger en zijn banjo. Hij werpt zich op de folkmuziek, schaft zich een 12-string aan en wordt opgemerkt door niemand minder dan Albert Grossman, die later nog de zaken van een andere Bob zal beredderen. Gibson verkast voor een jaar naar Chicago waar hij avond aan avond optreedt in Grossman’s club Gate of Horn en daar een zekere Joan Baez aan het publiek voorstelt. Hij is het ook die haar vervolgens introduceert op het Newport Folk festival. We zijn ondertussen 1959 en Gibson is een vaste waarde in het folkcricuit. Grossman stelt hem voor om in een soort folk supergroep te stappen. Gibson slaat het aanbod af en Grossman probeert het wat later met een paar andere folkies genaamd Peter, Paul and Mary. Gibson blijft zijn ding doen, schrijft songs met Phil Ochs, Tom Paxton en Shel Silverstein en wordt bewonderd door Judy Collins, David Crosby, Roger McGuinn, Emmy Lou Harris... Naast zijn ding deed Gibson ook nog wat met geestverruimende middelen en net als anderen brengt hij het einde van de sixties door op een wolk... De muziekgoeroes van de de jaren zeventig vonden Gibson iets meer legend dan living en laten hem links liggen. Letterlijk. En hij wordt zo een van de eerste artiesten die het heft in eigen handen nam en zijn eigen label oprichtte. ‘The Living Legend Years’ is een eerste compilatie-cd, uitgebracht door de Bob Gibson Legacy, die werk samenbrengt uit vier van Gibsons post-70’ies platen: Funky In The Country (1974), Homemade Music (1978), The Perfect High (1980) en Uptown Saturday Night (1984). Wat u gaat horen, want ik weet nu al dat u deze plaat gaat kopen, is sterk! Klassieke folksongs: wijs, koppig, melancholisch, profetisch, grappig ook. Ongetwijfeld herkent u Let The Band Play Dixie, de betere peace song. Of misschien ook wel het hilarische Box of Candy (and a Piece of Fruit), geschreven samen met Tom Paxton, maar dat had evengoed met John Prine of Steve Goodman of Kris Kristofferson kunnen zijn. I Never Got To Know Her Very Well heeft iets van een Willie Nelson song. En in Smoke Dawson horen we Gibson vertellen alsof hij Johnny Cash himself was, of Guy Clark… Schaf u deze plaat aan, trek uw wenkbrauwen in een frons – hoezo ken jij Bob Gibson niet? Maar enfin – en u bent met Kerstmis weer de slimste aan de tafel!

maandag 8 december 2008

Country For Groovers



Hier zijn een paar stellingen. ‘Wie niet van countrymuziek houdt, heeft geen oren aan zijn hoofd.’En: ‘Wie geen oren aan zijn hoofd heeft, en een Stetson opzet, wordt ziende blind’... Gaat u hiermee nu eens creatief-filosofisch aan de slag en ondertussen bericht ik u over de nieuwste plaat van ‘Men of Action!’, getiteld ‘Country For Groovers’... Brian Hartley en db Harris van Men of Action! dragen hun Stetson met evenveel trots als uw dienaar en vanonder die hoed hebben ze een steengoede plaat opgenomen. Al van bij de openingssong ‘One Time Offer’ wordt duidelijk gemaakt wat de heren van plan zijn: geen complimenten, niet rond de pot draaien. Wij houden van dit genre en brengen het in alle eenvoud. Wat volgt is een staalkaart van alles wat naar Texas ruikt en deugt – toegegeven, deze vermelding is noodzakelijk, want niet alles wat uit Nashville aangewaaid komt, ruikt even fris als ‘Country for Groovers’... Deze jongens hebben zeer goed opgelet toen het op school ging over Buddy Holly, Buck Owens, The Byrds en de Everly Brothers. Maar de basis van hun sound (en hoesfoto) hebben ze van bij Augie Meyers en Doug Sahm van The Sir Douglas Quintet. En dan weet u dat dat betekent: twang, pedal steel en heerlijk dreinende orgelpartijtjes. db Harris voegt aan die sound een paar hele mooie streepjes Rickenbacker toe, bijvoorbeeld in ‘If Memory Serves Me Well’. Dit wordt gevolgd door ‘We’ve Been Here Before’, dat klinkt als een authentieke Buddy Holly, terwijl de opener ‘One Time Offer’ een song van The Mavericks had kunnen zijn, kitscherige blazers incluis. Af en toe valt er een accordeon uit de kast, zoals bij de Tex Mex stamper ‘Shame On You’.. Shame, shame, shame on you for making me fall in love… De teksten zijn bijna altijd van een bedrieglijke eenvoud. db Harris en Co beschikken over voldoende lef, humor en vakmanschap om deze nummers te schrijven en te brengen zonder uit te schuiven. ‘If I Were a Cheater’ en ‘Just In Case’ zijn opgebouwd als zeer traditionele coutrysongs, zoals ze vandaag ook nog door Jim Lauderdale geschreven worden. Deze songs beluisteren zonder deftige boots aan is even zondig als Blackberryen in de Mis. De apotheose van de plaat is ‘Tremble’, live opgenomen op het Blue Highways festival in Nederland in 2004. Als u dít niet kan smaken, dan weten wij het ook niet meer. Voor een song als deze zou Roy Orbison uit zijn graf krabbelen om nog een keer zijn nachtegalenstem te laten schallen. Zijn er nog vragen?

woensdag 3 december 2008

40 Year Brotherhood


Hoe zou het nog zijn met... The Brymers? The Brymers – spreek uit The ‘Brimmers’ – maakten veertig jaar geleden een paar keer de hitlijsten onveilig met snedige garagerock. Wij bonden onze mijnlamp voor en doken het archief in... Zomer ‘63, midden-Californië. Het is warm. De rock ’n roll storm is opgestoken en komt stilaan op kruissnelheid. Er zijn Beatles, wat Stones, The Kinks ook, Beach Boys en Yardbirds. Terwijl California baadt in fel zomerlicht, begeeft elke zichzelf respecterende rebel aan de garagerock. Zo ook een handvol tieners die later The Brymers zullen worden. Ze heten eens The Challengers, dan The De-Fenders en in hun finale bezetting The Brymers: Kenny Sinner, Bill Brumley, Jim Mellick en Dick Lee. Ze coveren er op los en ontwikkelen hun eigen stijl: een soort kruising tussen The Allman Brothers en The Kinks. Vettige zuiderse rock, gecombineerd met fuzzy gitaren. En als The Brymers fuzzy zeggen, dan bedóélen ze fuzzy! Getuige het potige ‘Sacrifice’ Waarmee ze in ’66 een hit hebben. Ze bereiken het hoogtepunt van hun roem in ’68 maar verdwijnen daarna stilletjes in de coulissen... tot een paar jaar geleden. Eerst was er een compilatie van oude opnames, vervolgens in 2007 een reünieplaat en nu dus de nieuwe: ’40 Year Brotherhood’. De heren hebben de smaak van het spelen duidelijk opnieuw te pakken. Ze werpen zich als jonge wolven op elke song. De ene keer is het erop, de andere keer erover, maar het resultaat is altijd aanstekelijk. Hun gretigheid mag ook blijken uit het brede scala aan stijlen dat aan bod komt. We worden welkom geheten door een Brymer-Iceman op de klassieke tonen van Green Onions van Booker T and the MG’s. Deze zelfde Iceman komt helemaal op het einde van de plaat terug in een hilarisch muzikaal telefoongesprekje met de jonge ‘Ruby’. Voor The Brymers is muziek in de eerste plaats fun, en met die instelling moet u hun plaat ook beluisteren om zo mee te genieten van hun speelplezier. Elke song roept andere referenties op. Heerlijk stomende orgelpartijtjes à la Dave Edmunds, tegendraadse kaalgeplukte riffs genre The Kinks, rechttoe rechtaan southern rock delta blues, alligators inbegrepen, you name it. Verder merkten wij nog op: een erg mooie versie van ‘Black Velvet’ gezongen door de van onder het stof gehaalde Jeannie Sanders en –noblesse oblige- heropgenomen versies van ‘Sacrifice’ en ‘I want to tell you’. The Brymers gaan nooit de Pullitzer priis voor hun songteksten krijgen, noch wagen zij zich erg ver van de klassieke paden van de rock, maar wat ze doen, doen ze met een enthousiasme dat op de benen mikt en raak schiet!